Gebrouilleerd
Op een sombere herfstdag word ik
gebeld door de heer Smit. Moeder Smit is overleden in het Flevoziekenhuis en of ik wil komen om de uitvaart te regelen. Vanzelfsprekend wil ik dat. Ik rij naar het opgegeven huisadres, het regent inmiddels pijpenstelen.
Ik bel aan, meneer Smit doet open. “Mevrouw van Helden neem ik aan, komt u verder,” zegt hij afstandelijk. Ik kom de ruime en lichte woonkamer binnen, waar twee dames en nog een heer aan tafel zitten. Ik stel mij voor, condoleer met het verlies en geef iedereen een hand. “Neemt u hier plaats,” zegt meneer Smit. “Wilt u koffie of thee?”
Ik neem een kopje thee en terwijl meneer Smit thee aan het zetten is, stel ik wat vragen om een idee te krijgen over de familie. “Dus als ik het goed begrijp, is het jullie moeder die is overleden?” Mijn aanname klopt, en ik heb het gesprek met de twee zussen en twee broers.
“Wonen jullie in de buurt?” De zus, Elise, neemt het woord. Gelukkig maar, want het gesprek komt maar heel moeizaam op gang. Elise vertelt hoe moeder ziek was en hoe dankbaar ze eigenlijk was dat ze voor moeder heeft kunnen zorgen.
“Wat fijn,” antwoord ik, “dat je in deze verdrietige periode zoveel voor je moeder hebt kunnen doen. Ik kan me voorstellen dat dat betekenisvol voor je is geweest.”
Elise vertelt verder, maar haar broer, de heer Smit, komt de kamer binnen met mijn thee en onderbreekt haar abrupt. “Ik wil graag beginnen.”
Daarmee was de toon voor het verdere gesprek gezet. Elise probeert regelmatig de boventoon te voeren, en haar broer drukt dat elke keer de kop in. De andere broer en zus zijn terughoudend.
Als we de rouwkaart gaan maken, merk ik dat de andere broer veel affiniteit heeft met lettertypen, de andere zus blijkt creatief en ik probeer hen dan ook te betrekken, met succes. Samen maken we een hele mooie
rouwkaart. Elise is nu terughoudend en ook broer Smit laat ruimte over voor de anderen.
De kaart is nog niet helemaal klaar, maar ik merk dat de familie moe wordt. Ik stel voor dat we de rest van de kaart later vandaag maken. “Ik stuur jullie de proefdruk via WhatsApp en als jullie daar nog even rustig naar willen kijken, zal ik jullie correcties aanpassen.”
Voor de eerste keer in het gesprek is iedereen het met elkaar eens; het voelt alsof ze heel blij zijn dat dit gesprek achter de rug is.
De heer Smit loopt een stukje met mij op om mij naar buiten te laten. Eenmaal buiten excuseert hij zich voor het gesprek.
“Toen wij het bericht ontvingen dat onze moeder was overleden, zijn we bij elkaar gekomen om de uitvaart te regelen,” vertelt hij, “ooit waren wij hecht, maar de jaren hebben ons uit elkaar gedreven. Het verleden heeft diepe wonden geslagen en we zijn al jaren gebrouilleerd. We hebben elkaar al zeker 20 jaar niet meer gezien. Elise heeft nooit naar haar moeder omgekeken, behalve de laatste weken. Zeker omdat ze weet dat er een erfenis te halen valt. Het stoorde me even dat zij alle eer naar zich toe trok, terwijl ik in de buurt woon en voor moeder heb gezorgd. Maar we zullen toch moeten samenwerken om een mooie uitvaart te maken, want dat heeft moeder verdiend.
Ik ben heel blij dat je iedereen bij het gesprek kon betrekken, want het was voor jou vast ook een pittig gesprek. Sorry daarvoor.”
“Geen sorry hoor,” reageer ik, “ik kreeg al een beetje zo’n idee.”
De rest van de week hield ik contact met de heer Smit, Michael. Hij vertelt dat ze samen foto’s hebben uitgezocht om te tonen tijdens de uitvaart. De foto’s brachten glimlachen en tranen teweeg en ze werden overspoeld door herinneringen aan hun jeugd.
Het was duidelijk dat hun moeder altijd van hen had gehouden, ondanks de conflicten die hen hadden verdeeld.
Terwijl ze samenwerkten, begonnen de oude wonden te helen. Ze deelden verhalen en lachten om de gekke avonturen die ze als kinderen hadden beleefd. Ze beseften dat ze misschien niet meer dezelfde hechte familie zouden worden, maar dat ze toch in staat waren om samen te komen in tijden van verdriet.
Op de dag van de uitvaart stonden ze zij aan zij, met liefde en respect voor hun overleden moeder. Ze beseften dat ze misschien nooit alles zouden vergeten, maar ze konden wel vergeven en zich verzoenen en dat was een eerbetoon aan de vrouw die hen had grootgebracht.