Zeg maar Piet

Ik noem iemand van 95 niet snel bij zijn voornaam, terwijl ik over het algemeen toch redelijk snel een leuke klik heb met nabestaanden en ook vrij snel tutoyeer. Toen ik voor de eerste keer bij Piet thuis kwam, zat zijn vrouw in haar stoel met het broodje met verse aardbeien op een bordje dat Piet voor haar in kleine stukjes had gesneden.

De vier kinderen met hun partners en kinderen zijn meteen gekomen nadat zij hoorden dat hun moeder en oma vanmorgen stilletjes was overleden. De kleine huiskamer van Piet en Emmy zat helemaal vol.

Piet was een zorgzame echtgenoot. Hij heeft zijn vrouw de afgelopen jaren goed verzorgd tijdens haar ziekte. Zittend in haar stoel voor het raam is ze zachtjes overleden. Ik loop naar haar toe. “Moet ze nu weg?” vraagt Piet mij door zijn tranen heen. “Ik wil niet dat ze weggaat.” Ik hou Piet even vast bij zijn schouder. “Natuurlijk hoeft ze niet weg, als je wilt dat ze nog eventjes thuisblijft, dan baar ik haar op haar bed op,” er valt een stilte, ik laat Piet even nadenken. “Dan til ik haar over in haar bed en kleed ik haar netjes aan. Zo kan ze hier blijven tot de dag van het afscheid,” vervolg ik na een tijdje.

Een van de kinderen, Hans, vroeg of dat wel goed zou gaan. “Het is buiten warm, en binnen staat de verwarming ook nog eens op 24°C.” Ik leg uit dat het wel goed is om de verwarming terug te draaien, dat ik elke dag even kom kijken en dat ik meestal wel aanvoel wanneer iemand minder mooi aan het worden is. “Ik probeer niet te choqueren, maar ben wel gewoon eerlijk,” zeg ik. “Daar houden wij van,” valt Hans mij in de rede.

“Op dat moment zal ik contact met jullie opnemen. Dat wil misschien niet zeggen dat ze weg moet, maar wellicht moeten wij haar dan in haar uitvaartkist leggen, we zien het wel.” De gedachte van Emmy in een uitvaartkist werd Piet duidelijk te veel en kordaat besloot hij dat we maar moesten beginnen met de opbaring.

Ik til Emmy naar haar bed. Zoals altijd vraag ik of er iemand is die mee wil helpen met de laatste verzorging. Piet wil zelf meehelpen. Ik ben al sinds 2015 uitvaartverzorger, maar ik heb de laatste verzorging nog nooit gedaan met iemand van 95.

“Ik vind het een eer als ik Emmy samen met jou mag verzorgen, Piet,” zeg ik.

Stapje voor stapje leg ik uit wat we gaan doen. Piet doet het begin van de panty, sluit de knoopjes van haar roze jurkje en kamt Emmy’s haar. Hij heeft dat duidelijk vaker gedaan. We maken het af met een beetje blush en lippenstift, want Emmy zag er altijd keurig verzorgd uit voordat ze ziek werd.

 

“Zo ken ik haar weer,” huilt Piet, “ik heb mijn vrouw terug.” En ook ik moet moeite doen om mijn emoties te bedwingen. Zoals afgesproken kom ik even langs om te kijken of het goed gaat met de thuisopbaring. Vanzelfsprekend ga ik niet meteen weg en blijf ik nog even met Piet praten. Piet is een onderhoudende man. Hij heeft 95 jaar ervaring en verhalen om met mij te delen. Ik heb veel respect voor Piet en toch mag ik Piet zeggen en je en jij.

In de week voor de uitvaart leer ik Piet op deze manier een beetje kennen. De uitvaart was heel mooi, lief en persoonlijk. Als het had gekund, had Piet zelf achter het stuur van de rouwauto gezeten. Maar Piet mag niet meer rijden van zijn kinderen. In plaats daarvan ga ik met mijn rouwauto, zit ik zelf achter het stuur en zit Piet naast mij. Samen hebben we haar naar het crematorium gebracht. Enkele weken later komt de as van zijn vrouw vrij. Piet wil deze graag begraven, zodat hij een plekje heeft om naartoe te gaan.

Ik was erbij toen we de as in het graf zetten. Ik ben nog een paar keer bij Piet geweest nadat zijn vrouw was overleden. Piet was altijd heel dankbaar als hij mij zag, maar ook verdrietig, want als hij mij zag moest hij aan de uitvaart van zijn vrouw denken. De laatste keer dat ik bij Piet was, zat Piet achter het raam op de stoel van zijn vrouw. Piet vroeg hoe oud ik ben. Ik reageerde met mijn leeftijd. “Ja,” zei Piet, “ik ben bijna dubbel jouw leeftijd. Jij hebt nog een heel leven voor je, maar ik ga toch niet meer opnieuw beginnen? Ik zit hier maar te wachten achter de geraniums, tot ik zelf dood ben.”